De Legende

Gegroet, geachte bezoeker. Mag ik me voorstellen? Mijn naam is Guardian of Elements. Ik ben de bewaker van lucht, aarde, vuur en water.

Miljoenen jaren geleden werd ik geboren op een ster in de verste en meest afgelegen uithoek van het melkwegstelsel. De ster was dor en droog, maar toch borrelde er op een dag zomaar water op uit een heldere bron. Het vermengde zich met de zilveren stof waarmee de planeet bedekt was. Er ontstond een beekje dat al snel een snelstromende rivier werd. Op haar oevers zette de rivier kleverige klei af die allerlei vormen aannam. Eén van die vormen was ik.

In het begin was ik niet meer dan een homp klei. Elke dag nam ik een beetje meer de vorm van een man aan. Toen bracht een hete wind alles op de ster in beroering. Ik voelde hoe mijn lichaam zich vulde met warme adem. Door mijn aderen stroomde rood bloed. Maar toen ik mijn ogen opende en om me heen keek, zag ik niets wat me gelukkig maakte. Het glinsterende stof aan mijn voeten was niet meer dan stof. Het water in de rivier kon me niet bekoren. De vormen rond mij waren levenloos. Dagen en nachten zwierf ik over de planeet. Ik vroeg me af waarom ik tot leven gewekt was als dat leven geen doel had. De eindeloze uren in totale eenzaamheid, maakten me gek. Elke dag riep ik huilend om verlossing. Maar er gebeurde niets.

Toen gebeurde er opnieuw een wonder. Op een kleine planeet in de buurt veroorzaakte een explosie een felle lichtflits. Die trof me recht in het hart. Even, heel even, dacht ik dat mijn leven voorbij was. Maar het tegendeel was waar. Ik werd groter en sterker. Mijn binnenste vulde zich met oneindig veel kennis. Mijn leven had eindelijk een doel. Ik was aangeduid als drager en beschermer van de vier elementen: aarde, water, vuur en wind. Het was mijn taak om ze veilig te houden.

De lange reis

 

Al snel besefte ik dat de ster geen geschikte plek was om elk element in zijn zuiverste en meest pure vorm te bewaren. Ze was te onherbergzaam. Ik moest op zoek gaan naar een plek waar het water, de wind, de aarde en de lucht tot volle wasdom konden komen.

Uit het zilveren sterrenstof bouwde ik een machtig luchtschip. Ik smeedde een zwaard – licht, vlijmscherp en met een eigen wil. Het kreeg de naam Kàtanà. Ook mijn schild maakte ik van klei. Het was in staat om elke aanval af te weren. Bovendien maakte het alles wat het aanraakte vruchtbaar. Ik noemde het Caparazon. Voor het water uit de rivier boetseerde ik een fles die ik aan mijn riem hing.

Eindelijk brak de dag aan waarop ik de ster kon verlaten. Mijn reis langs sterren en planeten duurde een eeuwigheid. Ik landde op tientallen planeten, maar geen enkele was geschikt voor alle vier de elementen. Veel planeten waren te heet waardoor het water dat ik bij me droeg dreigde te verdampen. Op andere sterren was geen zuurstof waardoor het vuur dat in me brandde zo goed als doofde. De meeste planeten en sterren waren te onherbergzaam. Er zou nooit iets groeien.

Op een dag, miljoenen kilometers verwijderd van mijn kleine ster, landde ik op een blauwe planeet. Toen ik het ruimteschip verliet en om me heen keek, voelde ik mijn hart in mijn keel bonken. Mijn ruimteschip was geland in een groene, vruchtbare oase. Voor me strekten zich glooiende heuvels uit. In de verte zag ik de toppen van scherpe bergen. Daartussen glinsterde het water van een felblauw meer. Ik kon er ademen en het was er niet te warm of niet te koud. Dit was de plaats waar de vier elementen veilig waren.

Land of Legends

 

In een uithoek van de blauwe planeet vond ik een verlaten plek die ideaal was voor elk van de elementen. Ik ging meteen aan de slag.

Met mijn schild bewerkte ik de aarde. Het duurde niet lang voor gewassen als als kleine groene pijlen uit de vruchtbare grond schoten. De bomen die ik plantte, droegen zoveel vruchten dat hun takken diep doorbogen. De dikke en stevige korenaren van de velden brachten een graan voort waarvan ik heerlijke broden bakte die me met kracht en energie vulden. In het Aarderijk bloeiden bloemen die niemand op de blauwe planeet ooit had gezien.

Omdat het Aarderijk water nodig had, kliefde ik met mijn zwaard de rotsen in een ander deel van het rijk. Toen ik een druppel van het water dat ik had meegebracht van de ster in de kloof liet vallen, borrelde spontaan een bron op. Op een mum van tijd vormde zich een enorm meer waarin alles wel honderd keer weerspiegeld werd. Nooit was het oppervlak van het water glad. Het rimpelde en bewoog de hele tijd. Ik noemde dit deel van mijn rijk het Land van de Woelige Waters.

Om het water van het Land van de Woelige Waters naar het Aarderijk te brengen, gebruikte ik het derde element: de lucht die in mijn longen geblazen was op de ster. Zo ontstond er wind. Hij voerde de wolken die zich boven het meer vormden naar het Aarderijk. Ook in de Wereld van Wolken en Wind was alles voortdurend in beweging. Het kon er af en toe flink stormen.

Het vuur gaf ik een plaats in een vierde rijk. Met takken en twijgen creëerde ik een staf. Bovenaan bevestigde ik een rond glas dat ik vulde met water. Het glas ving het licht van de zon. Het bundelde zich tot een straal die zo krachtig was dat ze alles in vuur en vlam zette. Ik verborg het vuur in de kern van een uitgedoofde vulkaan zodat het geen kwaad kon aanrichten. Dat was het Land van Vlammen en Vuur.

Toen ik na al dat werk om me heen keek, was ik diep gelukkig. Elk element had zijn eigen plaats waar het kon groeien en bloeien. Mensen kwamen zo goed als nooit in mijn rijk. Zij die het toch zagen, vertelden er fantastische verhalen over. Daarom werd mijn rijk in de mensenwereld al snel The Land of Legends genoemd.

Duistere machten

 

Lange tijd ging alles goed in The Land of Legends. Ik vulde mijn dagen met het bewaken en beschermen van de vier elementen. Op een dag trof ik een stokoude man aan in het Aarderijk. Hij vertelde me dat hij lang geleden op deze plaats gewoond had. Het was er toen bijna net zo mooi als nu. Maar op een dag namen duistere krachten het over en waren de mensen noodgedwongen vertrokken. Hij vertelde me dat hij in een droom had gezien dat de oude krachten zich opnieuw aan het verzamelen waren.

‘Ik ben hier om je te waarschuwen’, zei hij. ‘Kijk goed uit. Voor je het weet gaat dit rijk weer ten onder.’ Intuïtief wist ik dat de man gelijk had. Ik vertelde hem dat het water in het Land van de Woelige Waters soms vreemde bewegingen maakte. ‘Uvù’, fluisterde de man. ‘Je hebt Uvù wakker gemaakt.’ Hij legde uit dat Uvù een watermonster was dat ooit in het grote meer bij de bergen zwom. De mensen waren doodsbang voor hem. Uvù had het meer zo vervuild dat er geen leven maar in mogelijk was. Uiteindelijk was het monster ondergedoken. Het verstopte zich in de donkere, onderaardse gangen. Daar voedde het zich met blinde, weerloze wezens. ‘Het is mogelijk dat jouw meer Uvù aantrekt’, zei de man. ‘Maar luister naar mijn woorden! Hij zal het water bezoedelen en er zal geen leven meer mogelijk zijn in het meer.’

Ik vertelde hem dat ook het Aarderijk de laatste tijd soms beefde. De oude man schudde zijn hoofd. ‘Dat kan de reus Maapollo zijn’, vertelde hij. ‘Lang geleden, toen de reuzen één voor één uitstierven, verborg Maapollo zich in een hol onder de grond. Daar begon hij aan een oneindige winterslaap.’ De oude man keek nadenkend om zich heen. ‘Het ruikt hier heerlijk naar perziken en abrikozen’, zei hij. ‘Het is mogelijk dat Maapollo dat geroken heeft. Als hij wakker wordt, heeft hij ongetwijfeld honger. Hij zal ongetwijfeld naar boven komen. Dan wordt alles in je Aarderijk opgegeten.’

Ik zuchtte diep. Had ik dit hele rijk voor niets gebouwd? Hoe kon ik The Guardian of Elements blijven als duistere krachten samenspanden tegen mij?

‘Ik ben in de eerste plaats naar hier gekomen om je te waarschuwen voor Wayra’, zei de man. ‘Ik heb haar gezien…’ Ik schudde mijn hoofd om aan te geven dat ik geen flauw idee had wie Wayra was. ‘Wayra is een wreedaardige heks’, zei de man. ‘Ze kan niemand in haar buurt verdragen. Ik vrees dat de wind die in jouw rijk waait haar huis beschadigd heeft. Als dat zo is, wil ze wraak. Wanneer ze je te pakken krijgt, laat ze je geen moment meer met rust.’ Ik voelde mijn hart krimpen in mijn borstkas. In elk rijk had ik iets wakker gemaakt dat het op de elementen gemunt had.

‘En het vuur?’ vroeg ik. ‘Is het vuur veilig?’ De oude man haalde zijn schouders op. ‘Er bestaat een legende waarin verteld wordt dat in de buik van de vulkaan een eeuwenoud drakenei ligt’, zei hij. ‘Ik weet niet of het waar is…’

Ik stond op en bedankte de man. Ik wist wat me te doen stond. Om de vier elementen te beschermen, moest ik zo snel mogelijk hulp zoeken.

Hulp uit alle windstreken

 

De oude man had me uitgelegd dat in het oosten Aardmannen woonden die goud en diamanten uit diepe mijnen haalden. Ik reisde naar hen toe om te onderhandelen. De Aardmannen schrokken toen ze hoorden dat er waarschijnlijk weer een reus was opgestaan. Lang geleden hadden reuzen de mijnen vernietigd waarin ze werkten. Dat leidde tot bloedige oorlogen. Uiteindelijk waren de Aardmannen gewonnen, maar elke oorlog had veel slachtoffers gemaakt.

‘Als Maapollo klaar is met jou, keert hij zich vast tegen ons’, zei de hoofdman van de Aardmannen. ‘Ik zorg dat er zo snel mogelijk een leger voor je klaarstaat en stuur het naar je rijk. Op ons kan je rekenen.’

Terwijl de Aardmannen zich klaarmaakten, trok ik naar het westen. Daar zouden Elfen wonen, schuwe en gewelddadige wezens die geen pottenkijkers duldden. Nog voor ik kon uitleggen wie ik was en wat ik kwam doen, namen ze me gevangen. Ze dreigden meteen me te doden. Gelukkig wilde hun koning naar me luisteren.

‘Uvù’, fluisterde de Elfenkoning. ‘Ik kan het niet geloven dat er weer is. Het monster heeft duizenden van mijn Elfen gedood. Ze maakte ons water zo smerig dat we het jaren niet konden drinken.’ Ik hoorde de Elfen rond me morren. Ze porden me met de scherpe pijlen van hun kruisbogen.‘We moeten Uvù stoppen voor ze weer naar ons land komt’, zei de Elfenkoning. ‘Ik stuur een paar van mijn beste krijgers naar je rijk.’

Ik vertelde de koning over Wayra, de heks wiens huis waarschijnlijk vernietigd was. Hij schudde zijn hoofd.‘Alleen de Skyriders kunnen het tegen Wayra opnemen’, zei hij. ‘Ik stuur een boodschapper naar hen toe en vraag hen om mijn Elfenleger te vervoegen.’

Toen ik weer in mijn rijk kwam, zag ik dat er naast Aardmannen, Elfen en Skyriders ook ridders gearriveerd waren. Ze droegen glanzende harnassen en helmen van een soort staal dat de heetste vuren kon weerstaan.

‘We hoorden dat er een draak ontwaakt in de buik van de vulkaan zit’, zei de ridderhoofdman toen ik hem de hand schudde. ‘We zijn meteen naar hier gekomen om met hem te vechten. Dat is namelijk wat ridders doen. Helaas zijn er niet veel draken meer op aarde waartegen we het kunnen opnemen.’

Het hele rijk stond in rep en roer. De Aardmannen hadden een enorme sledgehammer gebouwd waarmee ze Maapollo bewusteloos konden slaan zodra hij boven de grond kwam. De Elfensoldaten legden stapstenen in het meer. Met hun scherpe pijlen stonden ze klaar om Uvù neer te schieten als hij zijn kop boven water stak. Skyriders bewaakten de grenzen van het rijk. Ze speurden de horizon af naar Wayra de heks en joegen haar weg zodra ze in de buurt kwam. De ridders ten slotte bouwden een schildwagen waarmee ze tot bij het hoofd van de draak konden geraken wanneer hij uit de vulkaan kwam. Ze verzekerden me dat ze hem met hun vlammende zwaarden in bedwang zouden houden. ‘Als we hem doden, zijn er geen draken meer om mee te vechten’, legde de hoofdman me uit. ‘We vinden het prettiger om een beetje met hem te spelen.’

Zonder mensen lukt het niet

 

Het duurde niet lang voor de Ridders, Aardmannen, Skyriders en Elfen een verbeten strijd voerden met de donkere machten. Elke dag was ik bang dat één van hen het niet zou halen. Al snel besefte ik dat we nog meer hulp nodig hadden.

Ik trok naar het land van de mensen en vertelde hen over de gevaren die mijn rijk bedreigden Ze luisterden met open mond naar de verhalen. ‘Het is dus geen legende’, riep een vrouw toen ik klaar was. ‘Alle verhalen uit The Land of Legends zijn waar!’

De dappersten onder hen lieten zich overtuigen om met me mee te gaan. Ze waren bereid om te helpen met het beschermen van het water, de wind, het vuur en de aarde.

Maar helaas, ook met hun hulp is het niet genoeg. Ik heb nog meer mensen nodig die ons helpen de duistere krachten te verslaan. Ga jij met de Aardmannen en hun sledgehammer de reus Maapollo te lijf? Durf je met de Elfen op de stapstenen te springen om Uvù in bedwang te houden. Heb je genoeg lef om in de schildwagen van de ridders te stappen en met hen de draak te bedwingen? Of neem je plaats in de Eeuwige Tyfoon en kijk je hoe de Skyriders de heks Wayra op een afstand houden?

Ik daag je uit.
En natuurlijk ben ik je eeuwig dankbaar.